In de media

Publicaties

Bij Podotherapie InKa vinden we de promotie van het beroep Podotherapie erg belangrijk. Het blijkt namelijk dat er nog steeds mensen zijn die niet weten waar ze met hun voetgerelateerde klachten geholpen kunnen worden. Daarom proberen we ons beroep meer bekendheid te geven. Dit doen we door het verzorgen van gezondheidsbeurzen en gratis lezingen maar ook door het publiceren van artikelen en informatie.

Op dit gedeelte van de website vind u dan ook een selectie uit verschillende krantenartikelen en nieuwsitems die gemaakt zijn over Podotherapie InKa.

Weekblad Nederweert (april 2020)
Merefeldia (oktober 2019)
Weekblad Nederweert (oktober 2019)
Weekblad Nederweert (Mei 2018)
Weekblad Nederweert (maart 2018)
Weekblad Nederweert (mei 2017)
TopZorg Weert (summum) (juli 2016)
Weekblad Nederweert (aug 2015)
Podotherapie InKa op Ospel Actueel (maart 2014)
Podotherapie InKa in Weekblad Nederweert (sept. 2013)
Radio-interview door Michiel Horikx voor BS Leuken (Weert FM) (sept. 2012)
Onderzoek naar effectiviteit podotherapeutische zolen en ortheses bij Podotherapie InKa (2007)
Podotherapie InKa op L1-TV (Mei 2006)
Podotherapie InKa op L1-radio (Mei 2006)

Podotherapie InKa in Weekblad Nederweert (sept. 2013)

Onderzoek naar effectiviteit podotherapeutische zolen en ortheses bij Podotherapie InKa 2007

Retroperspectief onderzoek naar de effectiviteit van podotherapeutische hulpmiddelen (zolen/orthese) in een podotherapie-praktijk.

Samenvatting

Retroperspectief onderzoek naar de effectiviteit van podotherapeutische hulpmiddelen (zolen/orthese) in een podotherapie-praktijk. Uit een populatie van 646  patiënten werden 412 patiënten geïncluseerd. Tijdens het controle gesprek werden de patiënten gevraagd om een  percentage klachtenvermindering te geven, in vergelijking met de periode voor het gebruik van de podotherapeutische hulpmiddelen.

Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat na 6 weken, 69% van de onderzochte patiënten >70% klachtenvermindering hadden bij het gebruik van een podotherapeutisch hulpmiddel. Binnen een tijdsbestek van 12 weken betrof dit 83% van de onderzochte patiënten. Bij 8% werd het dragen van podotherapeutische hulpmiddelen als onvoldoende effectief beschouwd (<50% klachtenvermindering)

Probleemstelling

Kan een podotherapeutisch hulpmiddel zoals podotherapeutische zolen of podotherapeutische orthese voldoende effectief zijn met betrekking tot de klachtenvermindering?

Methode

Er werd een retroperspectief onderzoek in een podotherapeutische praktijk gedaan, lopende over een periode van 1,5 jaar. De totale populatie betrof 646 patiënten.

De populatie werd verdeeld in 5 verschillende groepen;

  • Podotherapeutisch hulpmiddel in de vorm van podotherapeutische zolen of orthese.
  • Orthonyxie (nagelbeugel)
  • Eenmalige behandeling, advies, DM-onderzoek, doorverwijzing naar specialist of andere hulpverlener.
  • Patiënten die niet teruggekeerd waren voor de controle; hiervan waren dus ook geen resultaten bekend.

In de loop van het onderzoek werd hier nog een groep aan toegevoegd; klachtenvermindering niet duidelijk. Bij deze groep patiënten was het onduidelijk in hoeverre er klachtenvermindering opgetreden was. Dit onderzoek was met name gericht op de effectiviteit van podotherapeutische hulpmiddelen; podotherapeutische zolen en ortheses.  Aan de hand hiervan werden inclusie- en exclusiecriteria opgesteld;

Inclusiecriteria; patiënt met klachten waarvoor een hulpmiddel is gemaakt in de vorm van podotherapeutische zolen of podotherapeutische orthese. De patiënten moeten teruggekomen zijn op de controle na het gebruik van de hulpmiddelen.
Exclusiecriteria; Eenmalige behandeling, advies, DM-onderzoek, patiënten die niet teruggekeerd waren voor controle of doorverwijzing naar specialist of andere hulpverlener. Bij deze laatste groep werden de patiënten met eventuele fracturen of overige onderliggende oorzaken door de
podotherapeut uitgesloten en teruggestuurd naar huisarts voor verder onderzoek.

Er werden variabelen opgesteld voor ‘voldoende’ en ‘onvoldoende’ klachtenvermindering;

Voldoende klachtenvermindering; de klachten zijn >70% verminderd door het dragen van het podotherapeutisch hulpmiddel,  binnen een periode van maximaal 12 weken.
Onvoldoende klachtenvermindering; de klachten zijn <50% verminderd door het dragen van het podotherapeutisch hulpmiddel, binnen een periode van maximaal 18 wk.

De patiënten werden onderzocht door middel van een podotherapeutisch onderzoek. Daarna werd er na overleg met de patiënt bekeken welke behandeling het best passend was. Vervolgens werd met toestemming van de patiënt de behandeling gestart. Bij de  1e controle (na gemiddeld 6 weken) werd de patiënt gevraagd een percentage klachtenvermindering in vergelijking tot de periode vóór de gemaakte hulpmiddelen van 0-100 aan te geven. (100 geen klachten, 0 heel veel klachten) Deze uitkomst werd gebruikt voor het onderzoek. Wanneer de patiënt niet voldoende klachtenvrij was, werden de hulpmiddelen aangepast en kwam de patiënt na gemiddeld 6 weken opnieuw terug op controle (2e controle) en werd dezelfde vraag gesteld. Wanneer de patiënt na een 3e controle (ongeveer 18 wk) en aanpassing nog niet >50% klachtenvermindering aangaf, werd dit beschouwd als onvoldoende klachtvermindering door de gebruikte podotherapeutische hulpmiddelen. Na een periode van 18 weken lijkt >50% klachtvermindering niet voldoende aannemelijk om toe te schrijven aan het gebruikte hulpmiddel.  Aangezien deze relatief lange periode kan deze mate van klachtenvermindering ook veroorzaakt worden door andere factoren zoals bijvoorbeeld aanpassingen in het ADL van de patiënt.

Vervolgens werden de patiënten ingedeeld in 4 categorieën;

  • >70% klachtenvermindering bij de 1e controle (na gemiddeld 6 weken)
  • >70% klachtenvermindering bij de 2e controle (na gemiddeld 12 weken)
  • 50-70% klachtenvermindering bij de 2e controle (na gemiddeld 12 weken)
  • Onvoldoende klachtenvermindering (<50%) na de 3e controle (na maximaal 18 weken)

Resultaten

De totale populatie was als volgt opgebouwd.

  • 23  % eenmalige behandeling, DM-onderzoek en doorverwijzing.
  • 7 %  orthonyxie.
  • 3,9 % van de patiënten was niet teruggekomen op controle.
  • 2,3 %  van de patiënten was de klachtenvermindering niet duidelijk.
  • 0,8 % had voorafgaand aan het onderzoek geen klachten en wilden preventief een hulpmiddel laten maken.
Groep Aantal
Podotherapeutische hulpmiddelen (zolen en orthese) 454
Orthonyxie (nagelbeugel) 45
Eenmalige behandeling, advies, DM-onderzoek, doorverwijzing naar specialist of andere hulpverlener. 147
Niet teruggekomen 25
Klachtenvermindering niet duidelijk 15

 

De overige 70% van de patiënten bleken te voldoen aan de inclusiecriteria, een populatie van 412 patiënten. Deze patiënten werden aan de hand van de resultaten ingedeeld in de 4 categorieën.  De resultaten staat vermeld in onderstaande tabel.

Populatie 412 Aantal patiënten Percentages
>70% klachtenvrij bij de 1e controle 286 69%
>70% klachtenvrij bij de 2e controle 58 14%
50-70% klachtenvrij bij de 2e controle 39 9%
Onvoldoende klachtenvrij (<50%) 29 8%

 

Bij 8% bleek het podotherapeutische hulpmiddel niet voldoende klachtenvermindering op te leveren. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat, na 6 weken, 69% van de onderzochte patiënten >70% klachtenvermindering hadden bij het gebruik van een podotherapeutische hulpmiddel. Na de 2e controle was dit nog een 14% . Samenvattend blijkt uit de resultaten dat 83% van de patiënten na maximaal 1 aanpassing van het hulpmiddel voldoende (>70%) klachtenvermindering heeft. Bij 8% werd het dragen van podotherapeutische hulpmiddelen als onvoldoende effectief beschouwd (<50% klachtenvermindering)

Discussie

Dit onderzoek is uitgevoerd door een podotherapeut, geen officiële onderzoeker. Hierdoor is het mogelijk dat er meetfouten zijn gemaakt;

  • De percentages zijn verkregen tijdens een gesprek met de patiënt. Hierdoor kan de patiënt mogelijk beïnvloedt zijn geworden door de podotherapeut. Het percentage klachtenvermindering zou hierdoor beïnvloedt kunnen worden. Door dit percentage schriftelijk en anoniem  te verkrijgen zou deze kans kunnen verkleinen.
  • Er is niet gebruik gemaakt van VAS of NRS, waardoor het geven van percentages mogelijk verkeerd opgevat kan worden door de patiënt.
  • Een pijn- of klachtenmeting bij de patiënt is altijd subjectief en kan derhalve grote verschillen hebben.
  • Er is onderscheidt gemaakt in het daadwerkelijk maken van hulpmiddelen en het geven van adviezen of bijvoorbeeld doorverwijzingen. Deze keus is afhankelijk van de podotherapeut en de patiënt. Wanneer de verkeerde keuze gemaakt wordt en er worden hulpmiddelen gemaakt terwijl dit niet de juiste behandeling is, zullen de uitkomsten van een dergelijk onderzoek beïnvloedt worden.
  • Van het aantal patiënten waarbij de uitslag onbekend of die niet terugkeerde op controle is het niet duidelijk wat hiervan de oorzaak is. Wanneer deze resultaten wel bekend zouden zijn dan zou dit zowel positief effect als negatief effect kunnen hebben op de uitkomst van het onderzoek.
  • De groep patiënten die bij de 1e controle 50-70% klachtenvrij waren is niet altijd bekend of ze na de controle wel >70% klachtenvrij waren.
  • Eventuele samenwerking met andere beroepsgroepen die invloed kan hebben op de klachtenvermindering is niet opgenomen in het onderzoek
  • Er is in dit onderzoek gekozen om het effect van podotherapeutische zolen en orthese samen te bekijken, voor een duidelijker beeld zou ook het effect van beide hulpmiddelen apart vergeleken moeten worden.
  • Bij de patiënten waarbij onvoldoende klachtenvermindering is gebleken, is het niet duidelijk of er eventueel andere (nog niet gediagnosticeerde) onderliggend ziektes of aandoeningen zijn die een de werking van een eventueel podotherapeutisch hulpmiddel kunnen beïnvloeden.
  • In het onderzoek is niet opgenomen wat de oorzaken kunnen zijn van onvoldoende klachtenvermindering, ook is er niet bekeken of in een later stadium de klachten niet alsnog voldoende verminderden.
  • In het onderzoek is niet bekeken in hoeverre therapietrouw (regelmatig gedragen, opvolgen van adviezen) van de patiënt invloed heeft op de resultaten.
  • Patiënten die volgens het onderzoek onvoldoende klachtenvermindering hadden kunnen toch er tevreden zijn met hun resultaten. Veel mensen gaven aan comfortabeler te lopen en minder vermoeid te zijn.
  • De gekozen variabelen >70% en <50 % zijn subjectief.
  • Er is niet bekeken naar de lange termijn van dit onderzoek.
  • Er is in dit onderzoek niet vergeleken met enige andere wetenschappelijke literatuur.

Bij dit onderzoek is niet specifiek onderzoek gedaan naar de effectiviteit van orthonyxie, wel bleek dat maar bij 1 persoon de behandeling gestaakt was wegens onvoldoende klachtenvermindering. De overige patiënten (45) gaven aan ten tijde van orthonyxie geen nagelklachten meer te hebben. De behandelingsduur van orthonyxie betrof minimaal een halfjaar. Er zijn geen resultaten op langere termijn bekeken.

Conclusie

De resultaten van dit onderzoek geven een redelijk beeld van de effectiviteit van podotherapeutische hulpmiddelen. Hieruit blijkt dat patiënten wel degelijk voldoende klachtenvermindering kunnen hebben door het gebruik van podotherapeutische hulpmiddelen als podotherapeutische zolen en ortheses. Er zijn echter een groot aantal discussiepunten die de uitkomst van dit onderzoek kunnen beïnvloeden, derhalve zal er in de toekomst meer en uitgebreider onderzoek gedaan moeten worden naar de effectiviteit van podotherapeutisch handelen.